Inleiding
Op het internet circuleren af en toe uitspraken over fotografie waar ik het persoonlijk niet altijd mee eens ben. In een eerste deel van dit artikel haal ik enkele van die oneliners aan, en geef mijn mening erover – waarom ik vind dat ze veelal meer als fabel kunnen gecatalogiseerd worden dan als feit. Uiteraard is ook dit weer vanuit een persoonlijke insteek en overtuiging, en die kan gerust verschillen van jouw mening. Je hoeft er dus zeker niet mee akkoord te gaan – dat is net het mooie aan fotografie: ieder heeft zijn eigen aanpak en manier van denken. Mijn bedoeling is wél om je uit te dagen en je te laten nadenken over de verschillende aspecten. Net zoals ik elke vorm van feedback ter harte neem en laat meespelen om mijn persoonlijke overtuiging vorm te geven! Want open staan voor argumenten betekent ook dat je open staat om bij te leren, en in fotografie valt er altijd wel iets bij te leren, hoe ervaren je ook bent.
Stellingen
1. Een goede foto moet niet bewerkt worden.
Deze uitspraak hoor ik dikwijls van mensen die van oordeel zijn dat foto’s van een goede fotograaf meteen uit de camera perfect moet zijn, en dat nabewerking enkel nodig is voor minder goede fotografen die de techniek nog niet goed beheersen, of dat pure fotografie niet bestaat uit bewerken. Ik ben het daar absoluut niet mee eens. Je hoort ook wel eens de uitspraak ‘ik hou van foto’s die niet bewerkt zijn en dus de werkelijkheid weergeven’. Door bewerken kan een foto net wél de werkelijkheid beter benaderen, bijvoorbeeld wanneer het dynamisch bereik van de camera te klein is om de werkelijkheid te vangen in één beeld.
Als je fotografeert in JPG, is het de camera die voor jou de foto ontwikkelt van een RAW naar een JPG en daarbij is het de camera zelf die een aantal bewerkingen gaat toepassen: contrast/gamma correctie, witbalans, verscherpen, noise reductie, decompressie, saturatie en nog meer. Ben je tevreden over dit resultaat, en zie je geen reden om dit zelf te gaan doen, dan staat niets je in de weg om gewoon in JPG te fotograferen. Maar ik persoonlijk wil zélf kiezen welke bewerkingen ik ga uitvoeren, om zo een eigen stijl te kunnen ontwikkelen, en de foto’s net dat ietsje meer te geven. En daarom fotografeer ik in RAW, omdat dit toch wel een heel deel voordelen heeft als je je foto’s zelf ontwikkelt. Hoe je het draait of keert: of je het nu zelf doet, of het de camera is die het doet; een foto wordt altijd ontwikkeld/bewerkt.
Bewerken is trouwens niet iets recent; vroeger in de doka werden er ook al verschillende technieken gebruikt om foto’s te ontwikkelen/manipuleren.
Fotografie bestaat voor mij dus uit voorbereiding, het fotograferen zelf en de nabewerking. Ik vind nabewerking gewoon een intrinsiek deel van de workflow van een fotograaf, die daar zo ver in gaat als die zelf nodig vindt. Die bewerking kan heel sober blijven, of kan net heel ver gaan.
Bovendien kan je door nabewerking de sfeer die een foto uitstraalt verbeteren. Ik zie een foto als een twee-dimensionale voorstelling van een meer-dimensionaal gegeven. Diepte, geluid en geuren bijvoorbeeld zijn gewaarwordingen die je moeilijk of niet in een foto kan stoppen, maar die wel aspecten zijn die de sfeer op het moment dat de foto wordt genomen bepalen. Door je foto zelf te ontwikkelen, heb je de mogelijkheid om een aantal aspecten aan te passen om zo die twee-dimensionale voorstelling net wat méér te geven, zodat de sfeer beter overkomt naar de kijker.
Wat ik wel vind is dat de basisfoto, die uit de camera komt, best zo goed mogelijk moet zijn, qua scherpte, belichting, compositie; gewoon omdat je daardoor achteraf je veel werk bespaart in de nabewerking; en omdat je sommige zaken nu eenmaal niet kan corrigeren in nabewerking.
Mijn conclusie: er is niets mis met het bewerken van je foto, het is een deel van fotografie en iedere fotograaf heeft de vrijheid te bepalen hoe ver hij daarin wenst te gaan, net zoals iemand een bepaalde bewerking kan appreciëren of niet. Bewerken maakt je geen slechtere fotograaf!
2. Canon is beter dan Nikon.
Zulke uitspraken zijn eerder gericht op emotionele redenen dan op echt objectieve argumenten. Hevige discussies vinden dan plaats, en eindigen gegarandeerd in persoonlijke verwijten, waardoor die discussies geen enkele waarde of betekenis meer hebben.
Feit is dat er geen slechte camera merken zijn, en deze discussie richt zicht natuurlijk niet alleen tot Canon of Nikon, daarbuiten heb je natuurlijk ook nog Sony, Olympus, Panasonic, Pentax, Leica, Fuji; en het lijstje gaat nog veel verder.
Elk merk heeft zijn voordelen en nadelen, en naast deze objectieve en technische criteria speelt persoonlijk gevoel natuurlijk ook een grote rol. Heb je een bepaalde affiniteit tot een merk, ligt die beter in de hand, vind je de bediening vlotter, gebruiken de meeste mensen rond jou een bepaald merk… al deze dingen moet je in overweging nemen als je een merk kiest.
Iedere situatie is anders, maak je keuze dus weloverwogen maar laat je niet beïnvloeden door vooroordelen of subjectieve onwaarheden.
Persoonlijk heb ik mijn keuze gemaakt op basis van wat ik belangrijk vond in een camera: de sensor, het dynamisch bereik en mensen in mijn omgeving die het merk ook hadden.
Mijn conclusie: Canon is niet beter dan Nikon, maar Nikon is ook niet beter dan Canon.
3. Echte fotografen werken alleen op de M stand.
Van deze uitspraak krijg ik ook wel grijs haar. Echte fotografen gebruiken de stand die het meest geschikt is voor de situatie, de omgeving en het doel. Dat kan de manuele stand zijn, maar dat kan evengoed de diafragma of sluitertijd voorkeurstand zijn.
Als er goed maar variabel licht is en ik zit in een situatie waar het belangrijk is om hét moment te pakken (bijvoorbeeld, een schoolfeest of evenement), gebruik ik de diafragma voorkeurstand. De camera is namelijk slim genoeg om zelf de goede beslissing te nemen om de sluitertijd te bepalen. Bovendien kan je in diafragma voorkeurstand deze sluitertijd nog steeds zelf beïnvloeden – door bijvoorbeeld een goede ISO waarde in te stellen, zodat je sluitertijd snel genoeg is. Je hebt dus nog steeds controle over alles, het is gewoon een andere manier van werken. Je kan ook kiezen voor AUTO-ISO, omdat je wel zeker weet dat die in goed licht toch niet te hoog zal komen. Mijn camera heeft trouwens de mogelijkheid om bij AUTO-ISO een maximum ISO in te stellen, en je kan zelfs ook de minimum sluitertijd instellen waaronder de camera niet mag gaan. Of een AUTO-sluitertijd instelling, waarbij die gaat kijken naar de focale lengte van je lens om de minimum sluitertijd te gaan bepalen (1/aantal mm). Er zijn in de moderne camera’s heel wat snufjes die erg goed werken, dus waarom zou je er geen gebruik van maken. Het maakt me naar mijn mening geen slechtere fotograaf.
In situaties waar het licht stabiel is, wanneer ik tijd genoeg hebt, of wanneer ik totale controle wil hebben over de instellingen omdat ik bepaalde effecten wil bereiken, gebruik ik M stand. Een receptie in een zaal, een ceremonie in een stadhuis, een dansfeest in een fuifzaal, landschapsfotografie, en studiowerk, zijn enkele voorbeelden.
Het feit dat je al dan niet M stand gebruikt is onafhankelijk van de kwaliteit van de uiteindelijke foto. In zowel de manuele stand als de semi-automatische standen kan je alle parameters (diafragma, sluitertijd en ISO) eigenlijk toch zelf beïnvloeden om tot het uiteindelijke resultaat te komen; dat beïnvloeden gebeurt gewoon op een andere manier.
Mijn conclusie: een goede fotograaf gebruikt de stand waar hij zich het beste bij voelt; in mijn geval is dat de stand die het meest geschikt is voor de situatie en omgeving waar ik me in bevind.
4. Flitsen maakt je foto’s onnatuurlijk, geeft hard licht en maakt de foto sfeerloos.
Af en toe lees ik opmerkingen dat mensen niet graag flitsen omdat ze dat onnatuurlijk vinden, of dat het hard licht veroorzaakt, of de sfeer uit een foto halen. Flitsen is inderdaad een moeilijk aspect in fotografie. Maar het is mijn overtuiging dat als je het correct doet, en de diverse technieken goed beheerst, dat flitsen net een meerwaarde kan geven aan foto’s; en soms gewoon nodig is om bepaalde resultaten te bereiken.
Wanneer flits ik zelf in? Overdag, bij goed licht, vind ik het handig om de gezichten wat op te lichten door een zachte invulflits zodat ik het in nabewerking zo goed als nooit meer moet doen. Bij hevig zonlicht bijvoorbeeld, hou ik er van om de zon achter het model te houden, waardoor je harde schaduwen en hooglichten vermijdt; in dat geval belicht ik op de achtergrond om deze mooi belicht te hebben, en flits ik in om het model goed belicht te krijgen, want anders zou het een silhouet worden (zie ook punt 6). Binnenshuis, waar je dikwijls slechter licht hebt, verhoog ik de ISO waardoor de flitser minder hard moet werken maar toch het onderwerp helpt mee te belichten – liefst door te bouncen, en anders door een lichtvervormer te gebruiken, zoals een sphere. Tijdens een dansfeest, flits ik op tweede gordijn met een lage ISO maar trage sluitertijd, zodat mijn onderwerp mooi scherp en belicht is, maar ik toch de achtergrondsfeer en -beweging mee heb.
Ik zeg hier dus niet dat je altijd moet flitsen. Er zijn genoeg situaties waar flitsen geen echte meerwaarde zou geven, omdat het omgevingslicht zodanig is dat je je onderwerp zonder flits mooi belicht kan krijgen. En er zijn ook situaties waar je gewoon niet mag flitsen. Maar ik weerleg wel de gedachte dat flitsen de vermelde nadelen oplevert.
Mijn conclusie: wanneer je de juiste flitstechniek correct toepast, kan het een meerwaarde betekenen voor de foto zonder deze onnatuurlijk te maken of hard licht te veroorzaken, en mét het behoud van de sfeer.
5. Met een dure camera maak je mooiere foto’s want dat is toch gewoon op een knopje drukken.
Deze uitspraak hoor je wel eens van klanten of mensen die niet met fotografie bezig zijn. “Kun jij foto’s nemen, want jij hebt toch een duur toestel?”, “Jij hebt een professioneel toestel, zo is het makkelijk om mooie foto’s te nemen!”.
Uiteraard is het nog altijd de fotograaf die op het knopje moet drukken, maar dan wel na de juiste compositie en instellingen te hebben gekozen, om een bepaald doel te bereiken. Hoeveel scherptediepte wil je, en wat moet er precies scherp zijn? Wil je het onderwerp bevriezen, of wil je net beweging vastleggen? De moderne camera’s zijn aardig goed geworden, maar ze kunnen nog steeds niet de gedachten lezen van de fotograaf. Materiaal is slechts één aspect, kennis en inzicht zijn minstens even belangrijk. Iemand die niets van fotografie kent, zal met het duurste toestel mogelijk nog steeds enkel ‘kiekjes’ fotograferen. Een goede fotograaf zal met gelijk wel toestel steeds het beste eruit halen en mogelijk goede foto’s produceren.
Natuurlijk, we gaan geen onzin verkopen: goed materiaal kan wel degelijk helpen om makkelijker bepaalde resultaten te bereiken. Een full frame camera kan over het algemeen beter om met ruis, waardoor het gewoon makkelijk wordt om in low light te gaan fotograferen. Een lichtsterk pro objectief zoals de 70-200 f2.8 zal het je gewoon makkelijker maken om betere foto’s te maken. Maar het is slechts een onderdeeltje van het hele plaatje, en zeker geen garantie op betere foto’s, als je niet weet hoe alles te gebruiken en de techniek erachter kent.
Mijn conclusie: goed materiaal helpt, maar is zeker niet de de hoofdvereiste om goede foto’s te maken.
6. Nooit tegen de zon in fotograferen, altijd de zon achter je houden.
Ik denk dat dit zo wordt aangeleerd in scholen en cursussen, want ik zie deze stelling nogal vaak voorbij komen: “Hou de zon achter jou, al dan niet onder een hoek.”
Bij niet zo felle zon is deze aanpak misschien niet zo een probleem, maar wanneer de zon wat harder begint te schijnen, zul je merken dat deze opstelling heel wat nadelen heeft. Allereerst heb je kans dat je model de ogen gaat toeknijpen, en onnatuurlijk gaat kijken omdat de zon in de ogen schijnt. Een ander neveneffect is dat je mogelijk harde schaduwen en hooglichten gaat krijgen in het gezicht, wat niet zo mooi is. Dat krijg je in nabewerking wel wat gecorrigeerd, maar gaat nooit echt weg.
Ik denk aan twee oplossingen in een situatie met erg veel zon. Ofwel zoek je schaduw op, waardoor je niet te maken krijgt met hard licht. Je moet dan wel zien dat het gezicht niet in de schaduw terecht komt, eventueel door in te flitsen of een reflectiescherm te gebruiken. Ofwel zoek je net de zon op en hou je deze achter het model. Het gevolg is dat je geen harde hooglichten/schaduwen krijgt in het gezicht, maar dat je wel mooi rimlicht krijgt in het haar. In dat geval zit je natuurlijk met tegenlicht, en dan heb je twee opties: ofwel belicht je op het model, zodat het model er goed uit ziet, maar in dat geval is de achtergrond overbelicht; ofwel belicht je op de achtergrond zodat deze goed is, maar flits je in zodat het model ook goed belicht is, en geen silhouet wordt (tenzij je dat net zou willen natuurlijk).
Mijn conclusie: er is niets mis met tegen de zon in fotograferen, integendeel, het kan net mooie foto’s opleveren.
Lees verder…
In deel 2: nog meer stellingen en mijn argumentatie over waarom ik vind dat het eerder fabels zijn dan feiten.