Inleiding
In een vorig artikel had ik het al over een vooroordeel dat vele mensen hebben over flitsen. Als ze denken aan flitsen, denken ze aan foto’s die compleet overbelicht zijn, last hebben van harde schaduwen en hooglichten, en waar de sfeer als gevolg daarvan dan ook compleet is verdwenen. Kortom, foto’s die we eigenlijk in de prullenbak zouden moeten gooien.
Toen ik net begon met fotografie dacht ik er ook zo over.
Tot ik als second shooter tijdens een huwelijk eens mee kon lopen met een huwelijksfotograaf, die mij ’t één en ’t ander heeft uitgelegd over flitsen. En toen ging ineens een nieuwe wereld open… alle vooroordelen begonnen te smelten zoals sneeuw voor de zon, en vlak daarna kocht ik dan ook mijn eerste reportageflitser. Vanaf dat moment gebruikte ik bijna constant de flitser en verdiepte ik mij in de diverse technieken om het toch maar onder de knie te krijgen. Met vallen en opstaan.
Ik leerde, dat als je de diverse flitstechnieken begrijpt en kan toepassen, het een verrijking kan zijn. En dat je sommige effecten zonder flitsen zelfs gewoon niet eens kan bereiken.
Belangrijk te weten is wel dat ik het heb over reportageflitsers, niet over de ingebouwde flitsers. Een ingebouwde flitser heeft namelijk een aantal nadelen: het flitslicht is vrij zwak en de kracht is moeilijk of niet instelbaar, en het staat vrij laag ten opzichte van het onderwerp dat je fotografeert waardoor het een weinig flatterend licht produceert. Bovendien zit het vast in de camera waardoor je enkel recht vooruit kan flitsen. Een reportageflitser daarentegen kan je on-camera en off-camera gebruiken, draaien langs alle kanten en het licht is volledig instelbaar; dus de mogelijkheden zijn bijna onbeperkt. Daarnaast heb je voor reportageflitsers ook nog eens allerhande licht vervormers, zoals softboxen, spheres en zo meer, die je in staat stellen om nog meer controle te krijgen over het flitslicht.
In deze serie van artikels ga ik proberen om de weg die ik afgelegd heb te reconstrueren. Als hierdoor één iemand overtuigd raakt om het gewoon ook eens te proberen, is mijn opzet al geslaagd!
Ik sta altijd open voor elke vorm van feedback, dus aarzel niet mij te contacteren mocht je opmerkingen hebben of suggesties om deze artikels te verbeteren.
Een beetje theorie
Ik denk dat het noodzakelijk is om eerst toch een klein beetje de theorie achter de reportage flitser te kennen. Het zal je helpen begrijpen hoe zo’n flitser werkt, en waarom bepaalde keuzes gemaakt worden. Maar het leuke is dat je die theorie ook meteen in de praktijk kan uittesten, en al spelenderwijs al best snel goede resultaten kan boeken. Want, je flitser is best slim… laten we het eerst eens hebben over de TTL modus.
Flitsen met de TTL modus
TTL is een afkorting die staat voor Through The Lens. Dat betekent concreet dat de kracht van de flitser automatisch voor jou bepaald wordt. Dat werkt eigenlijk best eenvoudig. Laten we er om te beginnen vanuit gaan dat je de reportageflitser op je camera hebt staan, en dat zowel camera als flitser op staan, en dat je flitser is ingesteld op TTL:
- Als de ontspanknop half wordt wordt indrukt, meet de camera het aanwezige omgevingslicht;
- Als de ontspanknop volledig wordt indrukt om de foto te maken, vuurt de flitser een aantal voorflitsen af (die je niet kan zien omdat het zo snel gaat);
- Het licht van die voorflitsen valt op het onderwerp, en wordt teruggekaatst naar de camera, door de lens, tot op de sensor.
- De lichtmeter van de camera gebruikt deze voorflitsen en het gemeten omgevingslicht om te berekenen hoe krachtig de flits moet zijn om je onderwerp correct te belichten;
- Dan pas wordt de hoofdflits afgevuurd met de berekende flitssterkte, die je onderwerp correct belicht; terwijl de camera de eigenlijke foto neemt.
Dankzij TTL zul je dus meestal een goed belicht onderwerp hebben, en zal de flitssterkte automatisch worden bepaalt voor de huidige camera instellingen: elke wijziging in diafragma en ISO waarde zal automatisch worden gecompenseerd zodat de juiste flitssterkte wordt gebruikt. Uiteraard, binnen bepaalde limieten. Elke camera heeft namelijk een maximale flitssterkte, welke aangeduid wordt door het richtgetal van de flitser. Hoe hoger het richtgetal, hoe krachtiger de flitser is.
Uiteraard, wees je ervan bewust dat het met TTL af en toe ook wel eens mis kan gaan. Uiteindelijk is het de camera die beslissingen gaat nemen, en soms kan de camera misleid worden door bepaalde omstandigheden. Maar in de meeste gevallen werkt TTL erg goed, en is ook een goede keuze omdat je dan ook minder kans hebt om momenten te missen.
De andere mogelijkheid is om je flitser op manuele stand te zetten, waarbij jij volledig de sterkte van het flitslicht zelf bepaalt. Zoiets doe je meestal als je zelf totale controle wil hebben over de flitssterkte van je flitser (of van meerdere flitsers die staan opgesteld) – ik denk dan bijvoorbeeld aan studiowerk, of als je tijd genoeg hebt om je flitsers manueel te configureren om een bepaalde lichtsfeer na te streven. Doch, zoals reeds gezegd, in de andere gevallen werkt TTL heel erg goed, en heb je bovendien nog steeds de mogelijkheid om toch nog de lichtsterkte zelf te kunnen bijsturen met flash exposure compensation (maar daarover later meer).
Laten we dus verder gaan met TTL modus.
De reportageflitser
Aangezien ik zelf beschik over een Nikon camera, en een Speedlight SB-910 reportageflitser, zal ik deze flitser gebruiken om diverse aspecten uit te leggen. Doch de meeste zaken gelden ook voor andere reportageflitsers, omdat het hele flitsgebeuren uiteindelijk vrij conform is over merken heen. TTL noemt bij Nikon bijvoorbeeld iTTL, terwijl het bij Canon eTTL noemt, maar het principe is zo goed als identiek. De informatie die je ziet op de flitser zelf kan ook verschillen. Hoe je je flitser instelt, en welke informatie op het display wordt getoond, verschilt van flitser tot flitser, dus daarvoor consulteer je best gewoon de handleiding van je reportageflitser.
Als ik mijn SB-910 opzet, dan zie ik het volgende display:
Op dit display zien we nogal wat informatie verschijnen, waarvan de belangrijkste elementen zijn:
- TTL BL: dit is de flitsmodus. TTL heb ik hierboven al uitgelegd. BL is iets typisch Nikon, en staat voor Balanced Fill. Kort gezegd wil dit zeggen dat bij het berekenen van de flitssterkte, ook het omgevingslicht in rekening wordt genomen, om een meer uitgebalanceerde belichting te krijgen.
- FP: staat voor Focal Plane, en wil zeggen dat high speed flitsen ingeschakeld is, met andere woorden, als je wil flitsen met snelle sluitertijden (later meer daarover).
- -0.3 EV: indicatie voor flash exposure compensation, waarmee je in TTL modus het flitslicht kan zachter of harder maken.
- ISO 800: de huidige ISO waarde die is ingesteld op de camera.
- 2.9 – 20 m: dit is de afstand waarbinnen de flitser een goed belichte foto kan maken. Deze waardes hangen af van het ingestelde diafragma, ISO en focale lengte (brandpuntsafstand, aantal mm) op dat moment. Als je onderwerp bijvoorbeeld verder staat dan de maximale afstand, zal deze niet goed meer belicht kunnen worden (dus onderbelicht).
- 105 mm: de huidige focale lengte (brandpuntsafstand, aantal mm).
- F 4.5: het huidig diafragma dat ingesteld is.
Een ander belangrijk aspect dat je moet weten is dat de sterkte van het flitslicht wordt berekend op het punt waarop je hebt scherpgesteld. Wat vrij logisch is, aangezien dat het punt is dat scherp zal zijn en dus goed belicht moet worden.
Wordt vervolgd…
In deel 2 zullen we het hebben over de invloed van diafragma, ISO en sluitertijd op de flitssterkte/flitsafstand.